Genesis 24:3

3Opdat ik u doe zweren bij den Heere, den God des hemels, en den God der aarde, dat gij voor mijn zoon geen vrouw nemen zult van de dochteren der Kanaänieten, in het midden van welke ik woon;
 der Kanaänieten, Hebr. des Kanaänieters. Zie van dezen boven Gen 10:15-16, enz.; van dezen wilde Abraham voor zijn zoon een vrouw hebben, omdat zij gans afgodisch, grote zondaren en buiten het verbond Gods waren. Verg. onder Gen 28:1-2; Exo 34:16; Deu 7:3; Jos 23:12; Ezr 9:1-3; Neh 13:23, Neh 13:25, enz.; 2Co 6:14-15. Van dit recht der ouders in de huwelijken der kinderen in het algemeen, zie boven Gen 6:2 en Gen 21:21.
Copyright information for DutSVVA