Genesis 25:1-3
1En Abraham voer voort, en nam een vrouw, wier naam was Ketura. ▼▼ voer De zin is, dat hij na den dood van zijn huisvrouw en het trouwen van zijn zoon niet weduwnaar gebleven is; maar is voortgevaren om weder te trouwen.
2En zij baarde hem Zimran en Joksan, en Medan en Midian, en Jisbak en Suah. ▼▼ zij baarde Hoewel Abraham nu omtrent 140 jaren oud mocht zijn, en zijn lichaam al verstorven was, toen hij honderd jaren oud was, boven Gen 17:17; Rom 4:19; nochtans heeft hij kinderen van deze Ketura gekregen, niet omdat hij weder wonderbaarlijk gesterkt was, evenals toen hij Izak gewon, maar omdat hij de mirakeleuse sterkte behouden had.
,
▼▼ Zimran Dezen en de volgenden zijn meest inwoners geweest van Arabië en andere van Kanaän oostwaarts gelegen plaatsen.
,
▼
,
▼ 3En Joksan gewon Seba en Dedan; en de zonen van Dedan waren de Assurieten, en Letusieten, en Leummieten. ▼▼ Joksan Hebr. Jokschan.
Copyright information for
DutSVVA