Genesis 26:14
14En hij had bezitting van schapen, en bezitting van runderen, en groot gezin; zodat hem de Filistijnen benijdden. ▼▼ schapen, Dat is, verscheidenheid van klein en groot vee; ze boven,
Gen 12:16.
,
▼▼ groot Dat is, veel werkvolk en grote bouwerij van akkers, wijngaarden, hoven, boomgaarden. Zie
Job 1:3.