Genesis 34:30
30Toen zeide Jakob tot Simeon en tot Levi: Gij hebt mij beroerd, mits mij stinkende te maken onder de inwoners dezes lands, onder de Kanaänieten, en onder de Ferezieten; en ik ben weinig volks in getal; zo zij zich tegen mij verzamelen, zo zullen zij mij slaan, en ik zal verdelgd worden, ik en mijn huis. ▼▼ Toen zeide Hieruit blijkt dat Jakob van den aanslag zijner twee zonen niets heeft geweten, veel minder daarin bewilligd; verg. onder, Gen 49:5-7.
,
▼
,
▼
,
▼▼ inwoners Hebr. inwoner.
,
▼▼ Kanaänieten, Kanaäniet.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA