Genesis 35:1

1Daarna zeide God tot Jakob: Maak u op, trek op naar Beth-el, en woon aldaar; en maak daar een altaar dien God, Die u verscheen, toen gij vluchttet voor het aangezicht van uw broeder Ezau.
 maak daar Om te gedenken aan de beloften, die Ik daar aan u gedaan heb, en gij aan mij; boven, Gen 28:13-14, Gen 28:20. Dit schijnt daartoe te dienen, dat Jakob getroost en gesterkt mocht worden tegen de vrees, waarmede hij bevangen was; zie Gen 34:30.
Copyright information for DutSVVA