Genesis 37:35

35En al zijn zonen, en al zijn dochteren maakten zich op, om hem te troosten; maar hij weigerde zich te laten troosten, en zeide: Want ik zal, rouw bedrijvende, tot mijn zoon in het graf nederdalen. Alzo beweende hem zijn vader.
 zijn dochteren Zijn dochter Dina, zijn aangehuwde dochters en de dochters van zijn zonen.
,
 maar hij Niet dat Jakob geen geestelijken troost zou gehad of toegelaten hebben, maar dat hij uit menselijke zwakheid en de grootheid van zijn liefde tot Jozef, zijn rouw niet zo kon afleggen en matigen, of hij zou daarvan enig overblijfsel zijn levenlang behouden.
,
 tot mijn zoon Anders, om mijns zoons wil; verg. 1Sa 4:19, 1Sa 4:21; 2Sa 21:1.
,
 graf nederdalen Het Hebr. woord betekent somtijds het graf gelijk hier en onder, Gen 42:38, en Gen 44:29, Gen 44:31; Psa 6:6, en Psa 16:10; Ecc 9:10; Isa 38:18; idem allerlei grote diepten, of diepe, verborgen plaatsen; Job 26:6; Psa 139:8; Amo 9:2; somtijds de hel, of plaats der verdoemden, gelijk Job 11:8; Pro 15:11. Aldus kan het hier niet genomen worden; want Jakob geloofde het tegendeel van zijn zoon. Somtijds betekent het ook overgrote en uiterste benauwdheden, en het gevoel van Gods toorn, gelijk 1Sa 2:6; Psa 18:6, en Psa 86:13.
Copyright information for DutSVVA