Genesis 4:5-6

5Maar Kaïn en zijn offer zag Hij niet aan. Toen ontstak Kaïn zeer, en zijn aangezicht verviel.
 Maar Kaïn en zijn Dit verklaart de apostel Heb 11:4, sprekende van het getuigenis, hetwelk God gaf over Habels gaven, hetzij met woorden, met vuur van den hemel, of enig ander teken. Verg. Lev 9:24; Jdg 6:21; 1Ki 18:38; 1Ch 21:26; 2Ch 7:1.
,
 ontstak Kaïn Hebr. en Kaïn ontstak. Te weten, de toornigheid; alzo in het volgende vs., zie, in een gelijke manier van spreken, het woordje toorn daarbij gevoegd, onder 39:19; Exo 32:10-11.
,
 zijn aangezicht Dat is, het gelaat zijns aangezichts veranderde.
6En de Heere zeide tot Kaïn: Waarom zijt gij ontstoken, en waarom is uw aangezicht vervallen?
Copyright information for DutSVVA