Genesis 47:3
3Toen zeide Farao tot zijn broederen: Wat is uw hantering? En zij zeiden tot Farao: Uw knechten zijn schaapherders, zo wij als onze vaders. ▼▼ zijn broeders Te weten, van Jozef.
,
▼▼ zijn schaapherders, Hebr. schaapherder, [of, vehoeder, want het Hebr. woord wordt somtijds breder genomen. Zie
Amo 7:15 ] in het getal van een, dat is, ieder van uw knechten is een schaapherder.