Genesis 48:14

14Maar Israël strekte zijn rechterhand uit, en leide die op het hoofd van Efraïm, hoewel hij de minste was, en zijn linkerhand op het hoofd van Manasse; hij bestierde zijn handen verstandelijk; want Manasse was de eerstgeborene.
 legde die Hebr. stelde haar.
,
 minste Te weten, van jaren.
,
 hij bestuurde Hebr. hij maakte zijn handen wijs; dat is, hij deed het niet uit misverstand, maar met goede voorgaande wetenschap, als een profeet, Gods wil volbrengende, zonder acht te geven op de eerstgeboorte. De oplegging der handen, waarvan hier het eerst gesproken wordt, is in deze tijd en naderhand gebruikelijk geweest: I. in zegeningen, gelijk hier, en Mat 19:15; II. in offeranden, Lev 1:4; zie de aantekeningen; III. in veroordelingen en straffen, Lev 24:14; IV. bij inhuldigingen en bevorderingen tot ambten, Num 8:10; Deu 34:9; Act 6:6; 1Ti 4:14; V. in het doen van mirakelen, Mar 6:5; Luk 4:40; Act 28:8, enz.
,
 want Manasse Anders, hoewel.
Copyright information for DutSVVA