Genesis 49:11-12

11Hij bindt zijn jongen ezel aan den wijnstok, en het veulen zijner ezelin aan den edelsten wijnstok; hij wast zijn kleed in den wijn, en zijn mantel in wijndruivenbloed.
 bindt zijn Met deze manier van spreken wordt te kennen gegeven de overvloed en de edelheid van den wijn, die in het erfdeel van Juda zou wezen.
,
 mantel in Anders, zijn opperkleed.
,
 wijndruivenbloed Dat is, sap der druiven, of wijn. Alzo Deu 32:14.
12Hij is roodachtig van ogen door den wijn, en wit van tanden door de melk.
 Hij is Met deze manier van spreken geeft hij te kennen den overvloed en de kracht van den wijn en van de melk, welke in het land van Juda zou wezen. Anders, roder van ogen dan wijn, en witter van tanden dan melk.
Copyright information for DutSVVA