Genesis 49:26

26De zegeningen uws vaders gaan te boven de zegeningen mijner voorvaderen, tot aan het einde van de eeuwige heuvelen; die zullen zijn op het hoofd van Jozef, en op den hoofdschedel des afgezonderden zijner broederen!
 gaan teboven de Niet alleen omdat zij mij opnieuw bevestigd, klaarder geopenbaard en nader vervuld zijn, maar ook gaan in het algemeen over al mijn kinderen, die dan ook in meerder getal zijn, dan de kinderen van mijn vader en grootvader waren, tot het verbond Gods behorende.
,
 eeuwige heuvelen; Dat is, die van den beginne geweest zijn. Verg. Deu 33:15; Eze 36:2; Hab 3:6, en voorts Psa 72:5, Psa 72:7, Psa 72:17, en Psa 89:37-38.
,
 hoofd van Dat is, zij zullen rijkelijk uitgestort worden over Jozef; om van hem over al zijn nakomelingen in gelijke mate af te vloeien.
,
 afgezonderden Te weten, tot zonderlinge macht en heerschappij, om een behouder zijns geslachts te zijn.
Copyright information for DutSVVA