‏ Genesis 49:6

6Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad; mijn eer worde niet verenigd met hun vergadering! want in hun toorn hebben zij de mannen doodgeslagen, en in hun moedwil hebben zij de ossen weggerukt.
 eer worde Eer is hier zoveel als tevoren ziel, die het waardigste deel des mensen is. Aldus kan het woord eer ook genomen worden Psa 16:9, en Psa 30:13, en Psa 57:9. Anders, tong; waarmede men schuldig is God te eren en zijn lof te verbreiden. Men kan ook door het woord eer verstaan zijn goeden naam.
,
 de mannen Hebr. den man; versta, de Sichemieten. Zie boven, Gen 34:25-26.
,
 ossen weggerukt Hebr. den os; versta hieronder ook andere beesten, die zij bij het plunderen van de stad Sichem den inwoners ontweldigd hebben. Dikwijls gebruiken de Hebreën het getal van één voor velen, boven; Gen 32:5, en 1Ch 10:1; verg. met 1Sa 31:1.
Copyright information for DutSVVA