Habakkuk 2:4

4Ziet, zijn ziel verheft zich, zij is niet recht in hem; maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven.
 zijne Te weten de ziel van den Chaldeër, en onder zijn naam elke ongelovige. Anders: [wiens ziel] zich onttrekt, Zijne [te weten Gods] ziel is niet recht met [of tegen] hem, [te weten den afwijkende] verg. Heb 10:38 , alwaar de apostel den zin dezer woorden verklaart.
,
 ziel Dat is, hart, gemoed.
,
 verheft zich, Anders: bobbelt op Al schijnt de goddeloze wat groots te zijn, zo is hij maar als een bobbel, die wel wat schijnt te wezen, maar inderdaad is hij niets, hij verdwijnt haast.
,
 niet recht Maar snood en verkeerd: Alzo staat er: Het aangezicht in het gericht te kennen is niet goed; Pro 24:23 ; dat is, het is zeer kwaad.
,
 de rechtvaardige Dat is, die voor God rechtvaardig is door Jezus Christus
,
 door Of, uit zijn geloof, namelijk zover hij door het geloof zich toepast de beloften Gods, aangaande de gerechtigheid van Christus, Joh 3:36 , Rom 1:17 ; Gal 3:11 ; Heb 10:38 .
,
 leven Dat is, hij zal, verzoend zijnde met God, troost en blijdschap door den Heiligen Geest gevoelen hier in dit tijdelijke leven, en hij zal hiernamaals het eeuwige leven erven.
Copyright information for DutSVVA