Habakkuk 3:6

6Hij stond, en mat het land, Hij zag toe, en maakte de heidenen los, en de gedurige bergen zijn verstrooid geworden; de heuvelen der eeuwigheid hebben zich gebogen; de gangen der eeuw zijn Zijne.
 Hij stond Te weten God de Heere, vertegenwoordigd door de ark, die veertien jaar lang te Gilgal bleef, totdat de Joden het land van belofte onder zich hadden verdeeld.
,
 mat Hetgeen uit Gods bevel geschied is, dat schrijft hij God zelven toe, want het land is, door Gods bevel, den Israëlieten door het lot uitgedeeld geworden; Num 32 , Num 34 , Jos 1 , Jos 5 , Jos 11 , Jos 12 , en Psa 78:55 .
,
 het land, Te weten het land Kanaän.
,
 Hij zag toe Door een stuurs gezicht heeft God die natiën kunnen verdrijven, hoe vast zij in dat land geworteld zaten.
,
 maakte de heidenen Dat is, Hij verstrooide de heidenen en wierp hen uit, te weten de Kanaänieten, die te voren in het land gewoond hadden.
,
 de gedurige Aldus worden de bergen en heuvelen genoemd, omdat zij altijd vast staande blijven. Zie Eze 36:2 .
,
 hebben zich Als Hem eerbieding doende.
,
 de gangen der Of, Hij had eeuwige gangen; Dat is, zijne wegen zijn eeuwigdurende, of de Heere richt uit wat Hij van eeuwigheid besloten had; Hij is alleen eeuwig, en zijne besluiten, naar welke Hij de wereld regeert, zijn van eeuwigheid af.
,
 zijn zijne Of, komen Hem toe.
Copyright information for DutSVVA