Haggai 2:16-17
16[02:17] Eer die dingen geschiedden, kwam iemand tot den koren hoop van twintig maten, zo waren er maar tien; komende tot den wijnbak, om vijftig maten van de pers te scheppen, zo waren er maar twintig. ▼▼ Eer die dingen geschiedden, Dat is, eer men met den bouw des tempels voortvoer.
,
▼▼ van twintig maten, Dat is, die men meende dat twintig mudden, of schepels, of zakken uitgeven zou, of behoorde uit te geven, naar evenredigheid van het gezaaide.
,
▼▼ maten van de pers te scheppen, Hetzij voeder, of amen, of andere vaten, groot of klein.
,
▼▼ zo waren er maar twintig De zin is: De oogst van het koren en den wijn was zeer sober en klein, dewijl de Heere u zijnen zegen onttrokken had, vertoornd zijnde over ulieder slordigheid in het bouwen van zijn huis.
17[02:18] Ik sloeg ulieden met brandkoren, met honigdauw en met hagel, al het werk uwer handen; en gij keerdet u niet tot Mij, spreekt de Heere. ▼
,
▼▼ ulieden met brandkoren, Dat is, uwe vruchten.
,
▼▼ en gij keerdet u niet tot Mij, Anders: daar is niemand bij ulieden die tot mij, spreekt de Heere, met verzwijging van het woord keert.
Copyright information for
DutSVVA