Hebrews 13:10

10Wij hebben een altaar, van hetwelk geen macht hebben te eten, die den tabernakel dienen.
 een altaar, Hierdoor wordt geen stenen of uitwendig altaar verstaan, want dan moest de apostel zeggen dat wij vele altaren hebben, of moeten hebben, namelijk in alle tempels of hoeken van de tempels; maar hij spreekt van een geestelijk altaar, namelijk Christus Jezus zelf, die door den eeuwigen Geest zich zelven onstraffelijk heeft opgeofferd, Heb 9:14. Gelijk dan Christus' vlees de offerande is, alzo is Christus ook de hogepriester en het altaar zelf, die deze offerande heeft geheiligd, gelijk het altaar de offerande placht te heiligen, naar de getuigenis van Christus, Mat 23:19. En wordt ook Christus ons altaar genoemd, omdat wij op Hem onze gebeden en dankzegging Gode moeten opofferen. Zie Rev 6:9, en Rev 8:3.
,
 te eten, Dat is, waaraan geen macht hebben, om geestelijke gemeenschap te hebben, gelijk Paulus verklaard 1Co 10:16.
,
 die den tabernakel dienen Dat is, die aan de ceremoniën van het Oude Testament nog gemeenschap willen hebben, om een deel van hun zaligheid daarin te zoeken. Zie Gal 5:2.
Copyright information for DutSVVA