Hebrews 4:3

3Want wij, die geloofd hebben, gaan in de rust, gelijk Hij gezegd heeft: Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: Indiën zij zullen ingaan in Mijn rust! hoewel Zijn werken van de grondlegging der wereld af al volbracht waren.
 gaan in de rust, Namelijk waar David Psa 95 van spreekt en de apostel hierna vs.9.
,
 gelijk Hij gezegd heeft Namelijk niet met klare woorden, maar door een noodwendig gevolg. Want indien God zweert, dat de ongelovigen in Gods rust niet zullen ingaan, zo belooft Hij daarentegen, dat de gelovigen daar zullen ingaan.
,
 Indien zij zullen ingaan Zie hiervoor Heb 3:11.
,
 hoewel Zijn werken Of daar nochtans; en de apostel wil daarmee bewijzen, dat elders in de Schrift wel wordt gesproken van tweeërlei rusten, namelijk van den Sabbatdag en van het land Kanaän, doch dat David in Psa 95 van geen van deze twee eigenlijk spreekt, maar van een andere rust, die door deze twee was betekend, en den gelovigen nog open stond. De reden waarmede de apostel dat bewijst, is omdat de rust Gods op den Sabbat na de schepping aller dingen zo lang, namelijk omtrent drie duizend jaren voorbij was, en dat de Israëlieten al lang, namelijk over de vierhonderd jaren, tevoren door Jozua in de rust van het land Kanaän gebracht waren, daar David hier spreekt van ene rust, waar de gelovigen nog dagelijks toe worden genood, gelijk hij uit het woord heden bewijst, en die derhalve voor hen nog werd bewaard en opengehouden, gelijk hij in vs.9 besluit.
,
 al volbracht waren Grieks geworden, of geschied waren. Want in zes dagen heeft God hemel en aarde geschapen en rustte daarvan op den zevenden dag.
Copyright information for DutSVVA