Hosea 5:10

10De vorsten van Juda zijn geworden, gelijk die de landpalen verrukken; Ik zal Mijn verbolgenheid, als water, over hen uitgieten.
 landpalen verrukken; Dat God scherpelijk vervloekt en verboden had, Deu 19:14 , en Deu 27:17 ; Job 24:2 ; Pro 22:28 . Desgelijks deden de regenten van Juda ten tijde van Achaz, als zij de grenzen van den reinen godsdienst, van God gesteld en van de vrome koningen bewaard, verrukten, en de grenzen van hun ambt tebuiten gingen, en alles voorts in verwarring brachten, hetwelk op de verwarring der religie door Gods rechtvaardig oordeel placht te volgen; zie 2Ki 16 , en zulks trekt met zich een zondvloed van Gods toorn, die alles overloopt en in verderf stelt.
,
 water, over hen uitgieten Zie Psa 79:6 .
Copyright information for DutSVVA