Hosea 8:4

4Zij hebben koningen gemaakt, maar niet uit Mij; zij hebben vorsten gesteld, maar Ik heb het niet gekend; van hun zilver en hun goud hebben zij voor zichzelven afgoden gemaakt, opdat zij uitgeroeid worden.
 uit Mij; Dat is, zonder mij in het opwerpen en maken van hunne koningen raad te vragen, of mijn bevel te verwachten; alhoewel anderszins de scheiding der tien stammen van Juda niet zonder Gods rechtvaardig bestuur en regering geschied is; zie 1Ki 11:31 , enz.; onder Hos 13:11 , en vergelijk Isa 30:1 , en Isa 54:15 .
,
 vorsten gesteld, De woorden koningen en vorsten, worden hier verwisseld, gelijk boven Hos 7:7 , Hos 7:16 .
,
 niet gekend; Niet dat den alwetenden God dit enigszins onbekend zou geweest zijn, maar deze manier van spreken wil zeggen dat God hun maken van koningen niet voor goed heeft gekend. Vergelijk Psa 1:6 , met de aantekening.
,
 afgoden gemaakt, Zie van het Hebreeuwse woord 2Sa 5:21 , en versta hier, de gouden kalven te Dan en Bethel en andere afgodische beelden, gelijk onder Hos 13:2 , en Hos 14:9 .
,
 opdat zij uitgeroeid worden Hebreeuws, opdat hij uitgeroeid werd; dat is, elkeen van hen, of Israël. de zin is dat zij door deze afgoderij hun eigen verderf hebben veroorzaakt. Vergelijk Jer 18:16 ; Mic 6:16 , met de aantekening.
Copyright information for DutSVVA