Isaiah 48:1-2

1Hoort dit, gij huis van Jakob, die genoemd wordt met den naam van Israël, en uit de wateren van Juda voortgekomen zijt! die daar zweert bij den Naam des Heeren, en vermeldt den God Israëls, maar niet in waarheid, noch in gerechtigheid.
 uit de wateren Dat is, die uit den stam van Juda, als uit een springader, gesproten zijt. Zie Deu 33:28 ; Psa 68:27 , en de aantekening aldaar.
,
 zweert Daarmede betuigende dat zij den Heere voor den waren God kennen. Want een rechtmatige eed is God tot getuige aanroepen.
,
 vermeldt Te weten als zij bij Hem zweren. Zie Exo 23:13 .
,
 maar Dat is, niet oprechtelijk, gelijk het de Heere vereist, maar huichelachtig; zie Jer 4:2 .
2Ja, van de heilige stad worden zij genoemd, en zij steunen op den God Israëls; Heere der heirscharen is Zijn Naam.
 Ja, Of, hoewel.
,
 de heilige stad Te weten Jeruzalem. Hebreeuws, de stad der heiligheid; dat is, zij roemen zich dat zij burgers en inwoners van de heilige stad Jeruzalem zijn.
,
 steunen Te weten zoveel den uiterlijken schijn belangt. Maar ofschoon zij met woorden hiervan roemen, zo zijn zij het inderdaad niet, maar hun hart is verre van Hem.
Copyright information for DutSVVA