Isaiah 63:11-12

11Nochtans dacht Hij aan de dagen van ouds, aan Mozes en Zijn volk; maar nu, waar is Hij, Die hen uit de zee opgebracht heeft, met de herders Zijner kudde? Waar is Hij, Die Zijn Heiligen Geest in het midden van hen stelde?
 aan de dagen In welke Hij hen wel om hunner zonden wil geslagen, maar zich nochtans wederom over hen ontfermd heeft, zonder dat Hij hen geheel heeft verdelgd.
,
 waar is Hij, Deze en de volgende woorden schijnt de kerk Gods tot God te spreken klagenderwijze. Anderen nemen het als woorden van God; alsof God zeide: Waaraan zou de heerlijkheid des Heeren blijken? te weten, indien Ik alzo wil voortvaren mijn volk naar hunne verdiensten te straffen. Aldus zou de profeet hier God den Heere invoeren, als met zichzelven twistende over zijne eer; vergelijk Exo 32:11-12 .
,
 uit de zee Te weten uit de Rode zee; Exo 14:21 , enz. De zin is: Hoe zou dat staan, dat Ik hen eertijds zou getrouwelijk uit allen nood en gevaar gevoerd en verlost heb?
,
 met de herders Aldus noemt Hij Mozes en Aäron, die het volk van Israël door de woestijn gevoerd hebben, gelijk de herders hunne schapen doen. Zie Psa 77:21 .
,
 Zijner kudde? Dat is, van de kinderen Israëls.
,
 hen stelde? Te weten van het volk, gelijk vs.14.
12Die den arm Zijner heerlijkheid heeft doen gaan aan de rechterhand van Mozes; Die de wateren voor hunlieder aangezichten kliefde opdat Hij Zich een eeuwigen Naam maakte?
 Die den arm Of, die hen leidde aan de rechterhand van Mozes [met] zijn heerlijken arm; dat is, die Mozes in zijn zwaren dienst met zijn heerlijke macht en goddelijke hulp bijstond.
,
 de wateren Te weten van de Rode zee, Exo 14:21 , en daarna van de Jordaan; Jos 3:15-16 .
Copyright information for DutSVVA