James 1:13-15

13Niemand, als hij verzocht wordt, zegge: Ik word van God verzocht; want God kan niet verzocht worden met het kwade, en Hij Zelf verzoekt niemand.
 als hij verzocht wordt, Hier wordt het woord verzoeken in een andere betekenis gebruikt dan in het voorgaande, namelijk voor aanlokken of verwekken tot kwaad of zonde. Hetwelk de satan altijd doet; daarom ook genoemd wordt de verzoeker; Mat 4:3; 1Th 3:5.
,
 zegge Ik word van Namelijk gelijk schijnt dat sommigen deden, omdat de verdrukkingen [waardoor men tot afval en andere zonden aangelokt of verwekt wordt om die te ontvlieden], door de voorzienigheid van God ons toegezonden worden, Gen 45:7; 2Sa 16:10, daaruit besloten, dat dan God ook een auteur moest zijn van de verwekking tot kwaad, die door de verdrukkingen geschiedt; hetwelk de apostel hier krachtig wederlegt.
,
 kan niet verzocht worden Grieks is onverzoenlijk der kwaden; dat is, kan vanwege zijn volmaakte goedheid, noch zelf tot kwaad verwekt worden, noch iemand ook daartoe verwekken, dewijl hij niet doen kan hetgeen tegen zijn natuur strijdt, en waarvan zijn natuur een afkeer heeft.
,
 verzoekt niemand Dat is, verwekt niemand tot kwaad.
14Maar een iegelijk wordt verzocht, als hij van zijn eigen begeerlijkheid afgetrokken en verlokt wordt.
 wordt verzocht, Dat is, tot het kwaad aangelokt; gelijk voren.
,
 als hij van zijn eigen Dat is, van de kwade lusten zijns vleesches, die alle mensen van nature hebben, en hun na den val der eerste ouders, aangeboren zijn. Want, hoewel de Satan en de wereld ons ook tot kwaad aanlokken, zo zouden zij nochtans niets uitrichten, indien deze kwade lusten, als inwendige en voornaamste oorzaken daar niet bij kwamen.
,
 afgetrokken en Namelijk van het goed.
,
 verlokt wordt Namelijk tot het kwaad, door de zoetigheid daarvan, als door een aas daartoe aangelokt zijnde. Dit is de eerste kwade beweging in het hart van den mens, als hij tot het kwaad verzocht of verwekt wordt; welke beweging ook zonde is, daar zij afwijkt van die oprechtheid, die de wet eist, 1Jo 3:4, en de apostel Paulus die dikwijls zonde noemt, Rom 7:8-9, Rom 7:11, enz., en zij tegen het tiende gebod strijdt: Gij zult niet begeren.
15Daarna de begeerlijkheid ontvangen hebbende baart zonde; en de zonde voleindigd zijnde baart den dood.
 ontvangen hebbende Hij verklaart dit nader met een gelijkenis van een vrouw, die hare vrucht eerst ontvangt en daarna baart. Door het ontvangen der begeerlijkheid wordt verstaan een tweede beweging in het hart, waardoor nu ook de wil zulks toestemt, gelijk als David door het aanschouwen van de vrouw van Uria eerst verlokt werd om die te begeren, en daarna besloot in zijn hart dat hij haar wilde gebruiken. Waarmede de zonde nu als ontvangen was; 2Sa 11:2, enz.
,
 baart zonde; Dat is, brengt voort, en volbrengt metterdaad de uiterlijke zonde, die daarom gewoonlijk dadelijke zonden genoemd wordt, en hier voleindigde zonde. Waaruit dan niet besloten kan worden, dat de begeerlijkheid geen zonde zou zijn; maar wel het tegendeel, omdat zij zulke kwade vruchten voortbrengt, dat zij een kwade boom moet zijn; Mat 7:17-18.
,
 voleindigd zijnde Dat is, uiterlijk begaan zijnde. Dit is een beschrijving van de dadelijke zonde.
,
 baart De apostel gebruikt hier een Grieks woord, hetwelk eigenlijk gezegd wordt van een vrouw, die van hare vrucht scheidt, en deze uit haar lichaam voortbrengt, om te blijven bij de vorige gelijkenis.
,
 den dood Namelijk de tijdelijke en eeuwige. Zie Deu 27:26; Eze 18:4; Rom 1:32, en Rom 6:23; waaruit niet kan besloten worden, dat alleen de dadelijke zonden den dood verdienen, en niet de inwendige kwade begeerlijkheden. Want dat deze ook den dood verdienen, getuigen uitdrukkelijk Mozes, Deu 27:26; Christus, Mat 5:22, Mat 5:28; Paulus, Rom 5:14, en Rom 7:7; 1Jo 3:15; maar de apostel leert alleen hoe de zonde ons allengskens meer en meer tot den dood brengt.
Copyright information for DutSVVA