James 2:1

1Mijn broeders, hebt niet het geloof van onzen Heere Jezus Christus, den Heere der heerlijkheid, met aanneming des persoons.
 het geloof van onzen Dat is, het christengeloof, waarvan Christus het fundament is; 1Co 3:11.
,
 den Heere der heerlijkheid, Hiermede wordt aangewezen de waardigheid van het christengeloof, als dat niet alleen ziet op Christus voor ons gekruisigd, 1Co 2:2; maar ook die van eeuwigheid God is, en nu in heerlijkheid zit aan de rechterhand van God in de hoogste plaats. Zie 1Co 2:8; Heb 1:3; 1Pe 3:22. Anderen voegen dit woord der heerlijkheid bij het woord het geloof; omdat het geloof vooral daarop ziet, dat Christus door Zijn lijden ingegaan is in Zijn heerlijkheid, en alle gelovigen in deze ook zal inbrengen en deze deelachtig maken.
,
 met aanneming des persoons Dat is, van de uiterlijke gelegenheid des mensen, die tot de zaak niets doet, gelijk rijkdom, macht, enz.; zie hiervan de aantekeningen Act 10:34; Rom 2:11.
Copyright information for DutSVVA