Judges 11:30-31

30En Jeftha beloofde den Heere een gelofte, en zeide: Indiën Gij de kinderen Ammons ganselijk in mijn hand zult geven;
 ganselijk in mijn hand zult geven; Of, zekerlijk. Hebreeuws, gevende geven zult.
31Zo zal het uitgaande, dat uit de deur van mijn huis mij tegemoet zal uitgaan, als ik met vrede van de kinderen Ammons wederkom, dat zal des Heeren zijn, en ik zal het offeren ten brandoffer.
 des HEEREN zijn, Of, den HEERE; te weten, geheiligd zijn.
,
 en ik zal Anders, of, alsof hij zeide: Mag het geofferd worden, ik zal het offeren; zo niet, het zal evenwel den HEERE geheiligd zijn.
,
 offeren ten brandoffer Welverstaande, indien het zo is, dat het naar Gods wet geoorloofd is te offeren; nu was het niet alleen verboden mensen te offeren, maar ook onreine beesten. Zie Lev 27:11-13.
Copyright information for DutSVVA