Judges 13:17-18
17En Manoach zeide tot den Engel des Heeren: Wat is Uw naam, opdat wij U vereren, wanneer Uw woord zal komen. ▼▼ vereren, Met enig geschenk, tot een teken van dankbaarheid. Vergelijk
1Sa 9:7-8, en
1Ki 14:3.
18En de Engel des Heeren zeide tot hem: Waarom vraagt gij dus naar Mijn naam? Die is toch Wonderlijk. ▼▼ Wonderlijk Hebreeuws, Peli; dat is, wonderlijk, of verborgen. Vergelijk
Isa 9:5. Anders, en hij was wonderlijk, te weten in zijn doen, gelijk in vs.19 gezegd wordt.