Jeremiah 26:10

10Als nu de vorsten van Juda deze woorden hoorden, gingen zij op uit het huis des konings naar het huis des Heeren; en zij zetten zich bij de deur der nieuwe poort des Heeren.
 woorden hoorden, Of, dingen, zaken.
,
 nieuwe poort Zijnde [naar sommiger gevoelen] de grootste van alle, vernieuwd en vermaakt door den koning Jotham, anders genaamd de hoge poort; idem de poort Sur, en fondamentpoort, in het oosten des tempels; zie 2Ch 27:3 , en 2Ki 11:6 , en 2Ki 15:35 , en vergelijk boven Jer 20:2 .
,
 HEEREN Dat is, die voor aan des Heeren huis was.
Copyright information for DutSVVA