Jeremiah 32:11-12

11En ik nam den koopbrief, die verzegeld was naar het gebod en de inzettingen, en den open brief;
 open brief; Gelijk vs.14; waardoor sommigen verstaan een copie of afschrift, uitschrift van den koopbrief; anderen, een patent van bevestiging of openbaar bescheid der overheid, dienende tot bevestiging van dezen koop, in al zijne omstandigheden. Anderen verstaan het van een brief, die diende om den koop een ieder bekend te maken.
12En ik gaf den koopbrief aan Baruch, den zoon van Nerija, den zoon van Machseja, voor de ogen van Hanameel, mijns ooms zoon, en voor de ogen der getuigen die den koopbrief hadden onderschreven; voor de ogen van al de Joden, die in het voorhof der bewaring zaten.
 Baruch, Den schrijver en dienaar van den profeet Jeremia; zie onder Jer 33:4-5 , enz.
,
 zoon , Dit is hier bijgevoegd uit vs.7-9. Anders: van mijn neef; dewijl het Hebreeuwse woord dod ook breder somtijds, en voor een beminden en zeer lieven vriend genomen wordt, gelijk te zien is in Salomo's Hooglied.
,
 onderschreven; Hebreeuws, in den koopbrief hadden geschreven, gelijk boven vs.10.
,
 zaten Of, woonden.
Copyright information for DutSVVA