Jeremiah 38:7-8

7Als nu Ebed-melech, de Moorman, een der kamerlingen, die toen in des konings huis was, hoorde, dat zij Jeremia in den kuil gedaan hadden (de koning nu zat in de poort van Benjamin);
 Moorman, Hebreeuws, Kuschi; een vreemdeling, maar vromer dan Jeremia's eigen landslieden; zie Gen 2:13 , en Gen 10:6 .
,
 der kamerlingen, Hebreeuws, een man, een kamerling, of hoveling; zie Gen 37:36 .
,
 poort van Benjamin Misschien om gericht te houden, dat men toen gewoon was te houden in de stadspoorten. Zie Gen 22:17 , en vergelijk onder vs.10; misschien ook, om in de belegering iets te bezichtigen, of ergens order op te stellen.
8Zo ging Ebed-melech uit het huis des konings uit, en hij sprak tot den koning, zeggende:
Copyright information for DutSVVA