Jeremiah 39:2-3
2In het elfde jaar van Zedekia, in de vierde maand, op den negenden der maand, werd de stad doorgebroken. ▼ 3En alle vorsten des konings van Babel togen henen in, en hielden bij de middelste poort; namelijk Nergal-sarezer Samgar-nebu, Sarsechim Rab-saris, Nergal-sarezer Rab-mag, en al de overige vorsten des konings van Babel. ▼▼ hielden stand Hebreeuws, zaten, zetten zich, of bleven; dat is, zij hielden stil, bleven daar staan, te weten bij of voor de poort van den middelmuur, die de bovenste stad van de onderste onderscheidde.
,
▼▼ middelste poort; Hebreeuws, poort des middens.
,
▼▼ Samgar-nebu, Dit vertalen sommigen thesaurier, of schatmeester; hetwelk anderen duiden op Sarezer.
,
▼▼ Rab-saris, Dat is, opperste kamerling, of hoveling; dat is hofmeester, gelijk enigen menen.
,
▼▼ Rab-mag, Dat is, veldmaarschalk, of veldoverste, gelijk anderen; vergelijk onder vs.12.
,
▼▼ overige vorsten des konings van Babel Hebreeuws, al het overblijfsel; dat is hier al de anderen, de ganse rest.
Copyright information for
DutSVVA