Jeremiah 50:4

4In dezelve dagen en ter zelver tijd, spreekt de Heere, zullen de kinderen Israëls komen, zij en de kinderen van Juda te zamen; wandelende en wenende zullen zij henengaan, en den Heere, hun God, zoeken.
  Israëls komen, Voorzoveel als deze belofte de uiterlijke verlossing uit de gevangenschap van Babel mag aangaan, kan men dit verstaan van degenen, die van de tien stammen in het land overgebleven zijnde, daarna met die van Juda en Benjamin gevankelijk zijn weggevoerd naar Babel, en met hen uit de gevangenschap zouden wederkeren. Zie 1Ch 9:3 , en Neh 11:3 . Aangaande het geestelijke, dat in dezen het voornaamste is, zie boven Jer 3:18 , met de aantekening.
,
 wenende zullen zij henengaan, Vanwege hunne onwaardigheid en Gods onverdiende grote genade.
Copyright information for DutSVVA