Job 1:5

5Het geschiedde dan, als de dagen der maaltijden omgegaan waren, dat Job henenzond, en hen heiligde en des morgens vroeg opstond, en brandofferen offerde naar hun aller getal; want Job zeide: Misschien hebben mijn kinderen gezondigd, en God in hun hart gezegend. Alzo deed Job al die dagen.
 heiligde Dat is, verzorgde en belastte dat zij zich heiligen zouden, opdat zij bekwaam zouden zijn tot het aanstaande offer. Alzo Exo 19:10 . Deze heiliging bestond wel voornamelijk in de verzaking van alle geestelijke onreinheid der zonden, maar ook in de onderhouding van zekere lichamelijke ceremoniën, als tekenen der inwendige heiligmaking, welke in die tijden onder de vromen plaats had. Vergelijk Gen 35:2 [waar is het woord reinigen ] en de aantekening daarop.
,
 zeide Te weten, bij zichzelven, dat is, hij dacht; zie Gen 20:11 .
,
 gezondigd, Te weten, door onmatige vrolijkheid, lichtvaardig wezen, verkwisting van Gods gaven, vergeting van de armen en andere zonden van vleselijke onbedachtzaamheid.
,
 gezegend Dat is, niet gezegend, geheiligd, of geëerd, gelijk het betaamde, maar de geboden des Heeren in hun vreugde en overvloed klein geacht en als in den wind geslagen. Zo is het woord zegenen, hetwelk anders betekent prijzen en loven, hier genomen voor het tegendeel, vloeken, misprijzen, versmaden. Want het betekent hier de zonden voor welke Job offerande deed. Alzo wordt dit woord ook gebruikt onder, vs.11, en Job 2:9 . Zie ook 1Ki 21:10 , en de aantekening daarop.
,
 die dagen Te weten, als zijne kinderen hun maaltijden hadden gehouden.
Copyright information for DutSVVA