Job 15:26

26Hij loopt tegen Hem aan met den hals, met zijn dikke, hoog verhevene schilden;
 Hem aan Namelijk, God.
,
 den hals, Te weten, opgeheven en uitgestrekt, gelijk de stouten, verwaanden en hoogmoedigen plegen te doen.
,
 zijn dikke, Dat is, met zijn wapenen en geweld, en al zijn uiterlijke middelen. Hebreeuws, met de dikte [en] hoogten, of ruggen zijner schilden.
Copyright information for DutSVVA