Job 19:25-27

25Want ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan;
 Want ik weet Hij wil zeggen: Dewijl ik tegenwoordig zo ellendig ben, en daarenboven verdacht gemaakt word, dat ik God niet vrees noch op hem hoop, boven, Job 18:21 , hoewel ik mij hier tevoren daarover verklaard heb, boven, Job 13:15-16 ; zo verklaar ik nu dat ik geloof dat de beloofde Messias mijn Zaligmaker is, die mij ten jongsten dage ten eeuwigen leven opwekken zal.
,
 Verlosser leeft, Hebreeuws, goël. Versta, den beloofden Messias, onzen Heere Jezus Christus. Vergelijk Gen 48:16 ; Isa 59:20 met de aantekening. Zie wijders van het gebruik van dit woord Lev 25:25 , enz.; Rth 2:20 , en Rth 3:9 , Rth 3:12 , enz.
,
 Hij zal Dat is, ten laatste, of ten laatsten [dage]. Of, de laatste; dat is, die de eindelijke en laatste rechter over allen zijn zal.
,
 over het stof Dat is, zich ten jongsten dage met grote heerlijkheid over al degenen, die in het stof of in de aarde liggen vertonen zal, om die op te wekken, te oordelen, en de zijnen, waarvan ik een ben, tot zich in de eeuwige zaligheid op te nemen. Sommigen nemen deze woorden aldus: En de laatste [te weten, mens] zal op het st of opstaan; dat is, alle mensen zullen opstaan tot den laatsten toe. Sommigen verstaan dat Job hier spreekt van zijn eigen opstanding, en zetten het aldus over: En dit [te weten, lichaam of vlees, gelijk in vs.26] zal ten laatste op het stof opstaan.
26En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen;
 zij Te weten, de doorboorders, dat is, de wormen en maden, die mijn huid en gehele lichaam in de aarde doorboren zullen.
,
 na mijn huid Dat is, na de doorboring en verslinding mijner huid.
,
 dit doorknaagd Versta, het overige zijns lichaams, waarop hij met zijn vinger gewezen heeft, alsof hij zeide: Dit ellendig vlees en deze zwakke benen, die met de huid bedekt zijn. De zin is, dat de wormen niet alleen zijn huid, maar ook zijn vlees en benen, of het gehele lichaam doorknagen zouden, doch dat daarna in de verrijzenis hetzelve hem weder geworden zou, om daarin zijn God te zien.
,
 God aanschouwen; Namelijk den Heere Christus, God geopenbaard in het vlees, en zichtbaar in grote majesteit ten oordeel verschijnende.
27Denwelken ik voor mij aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot.
 voor mij Dat is, tot mijn best, of tot mijn eeuwige vreugde en zaligheid.
,
 een vreemde; Te weten, mens, of oog; dat is, met geen ander lichaam of ogen zal ik Hem aanschouwen, dan met deze mijn eigene, gelijk ik ook met mijn eigen lichaam opstaan zal, en niet met een ander van nieuws geschapen; zie 1Co 15:53 .
,
 mijn nieren De nieren worden in de Heilige Schrift zeer dikwijls voor het inwendigste, als voor de begeerten, aandoeningen, of bewegingen des mensen genomen, gelijk hier en Psa 7:10 , en Psa 26:2 ; Pro 23:16 ; Jer 12:2 , enz. Vergelijk onder, Job 38:36 .
,
 verlangen zeer Of, vergaan; te weten van verlangen, dat is, mijn begeerten en genegenheden zijn zo ontstoken tot de aanschouwing van mijn Heere en Zaligmaker, dat zij bijna versmachten, of bezwijken. Het Hebreeuwse woord wordt zo genomen 2Sa 13:39 ; Psa 84:3 , en Psa 119:81-82 , Psa 119:123 , en Psa 139:13 .
,
 schoot Versta, het binnenste des mensen. Zo wordt dit genomen Ecc 7:9 .
Copyright information for DutSVVA