Job 19:9

9Mijn eer heeft Hij van mij afgetrokken, en de kroon mijns hoofds heeft Hij weggenomen.
 Mijn eer Dat is, Hij heeft mij ontbloot en beroofd van al mijn staat, vermogen, waardigheid en aanzien. Het woord eer is aldus genomen Psa 7:6 ; Isa 16:14 , en Isa 21:16 . Vergelijk Gen 31:1 .
,
 kroon Versta door de kroon hier al hetgeen hem tot heerlijkheid en sieraad gediend had. Alzo is dit woord genomen onder, Job 31:36 ; Pro 4:9 , en Pro 12:4 , en Pro 14:24 , en Pro 16:31 , en Pro 17:6 ; Lam 5:16 ; Eze 21:26 .
Copyright information for DutSVVA