Job 20:12

12Indiën het kwaad in zijn mond zoet is, hij dat verbergt, onder zijn tong,
 kwaad Te weten, der zonde en boosheid. Alzo Gen 6:5 ; 1Sa 17:28 ; Psa 28:4 , enz.
,
 zijn mond Dat is, in zijn oordeel en beweging. Alzo is het woord mond in het tegendeel genomen, Psa 119:103 .
,
 zoet is, Dat is, aangenaam en vermakelijk, als een lieflijke spijs in den mond; want gelijk deze, wat in den mond gehouden zijnde, den mens somtijds wel voor een wijle vermaakt, maar daarna zeer bitter opkomt of in het lijf wederom veroorzaakt, alzo zal de zonde voor een tijdlang den mens wel wat genoegen geven, maar de straf, die daarop volgt, is met grote smart verenigd. Vergelijk Pro 5:3-4 .
,
 verbergt, Te weten, om den smaak, dat is het vermaak der zonde te langer te behouden. Vergelijk vs.13.
Copyright information for DutSVVA