Job 29:20

20Mijn heerlijkheid was nieuw bij mij, en mijn boog veranderde zich in mijn hand.
 heerlijkheid Dat is de eer en achting, die ik onder de mensen had uit oorzaak van mijn groten welstand.
,
 was nieuw Dat is, bleef niet alleen gelijk tevoren, maar nam ook dagelijks toe.
,
 mijn boog Versta de macht en de middelen, die hij had om zijn staat te onderhouden en te beschermen tegen alle schadelijk geweld. Hij verklaart van die, dat zij veranderen door toeneming en vermeerdering. Boog voor macht en middelen, Gen 49:24 ; 1Sa 2:4 , enz.
Copyright information for DutSVVA