Job 37:18-19

18Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel?
 met Hem Te weten, met God, alsof gij zijn metgezel in het scheppen der wereld geweest waart.
,
 vast zijn, Te weten, hoewel ze van een zeer dunne zelfstandigheid zijn.
,
 als een gegoten spiegel? Namelijk, vanwege haar klaarheid en doorluchtigheid. Elihu wil zeggen, naardien Job dat grote werk der schepping niet gemaakt had, noch ook zou kunnen maken, dat hij zich billijk onder dien Almogende behoorde te vernederen, voornamelijk omdat men uit de volmaaktheid zijner macht moet oordelen van de volmaaktheid zijner rechtvaardigheid.
19Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis.
 Hem zeggen zullen; Te weten, God, zo wij in twist en tegenspreking met Hem komen zouden, gelijk gij dan wilt, om uw recht tegen Hem te verdedigen. Zie boven, Job 13:3 , en Job 23:3-4 , enz., en Job 31:35 .
,
 ordentelijk Te weten, waartoe noch stof van redenen, noch bekwaamheid van woorden, noch kunst van stellen vindende.
,
 de duisternis Te weten, van ons verstand, hetwelk niet ten volle Gods werken kan doorgronden, veelmin in samenspreking bestaan tegen zijn wijsheid.
Copyright information for DutSVVA