Job 4:18

18Zie, op Zijn knechten zou Hij niet vertrouwen; hoewel Hij in Zijn engelen klaarheid gesteld heeft.
 knechten Versta, de heilige engelen, die voor hem staan om zijn wil uit te voeren; Psa 103:20-21 .
,
 vertrouwen; Dat is, Hij zou niet steunen op de kloekheid en de gaven, die in hen geschapen zijn, wanneer zij afgezonderd waren van de gedurige zorg en bewaring, waardoor Hij hen in hun staat onderhoudt. Gelijke manier van spreken is onder, Job 15:15 .
,
 klaarheid Waardoor verstaan wordt de volmaaktheid der gaven en deugden, die God in de heilige engelen heeft geschapen. Want hoewel zij uitnemend zijn, zo zijn zij nochtans niet te vergelijken met de volmaaktheid des Scheppers, omdat zij zonder deze gedurige genade en kracht in zichzelven veranderlijk zijn. In welken zin Elifaz ook onder, Job 15:15 , zegt dat de hemelen in de ogen des Heeren niet zuiver zijn; namelijk met zijn oneindige volmaaktheid vergeleken zijnde. Anders, en zijnen engelen zou Hij dwaasheid opleggen; dat is, Hij zou hen voor dwaas houden indien zij zich rechtvaardiger zouden houden dan God; gelijk Elifaz meende dat Job van zichzelven gezegd had. Of Hij zou hun dwaasheid kunnen toeschrijven, wanneer Hij van hen oordeelde naar hun natuur buiten zijn gave, waardoor Hij hen geduriglijk in hun staat onderhoudt; anders bevindt Hij dat zij wel tot zottigheid en onzinnigheid zouden kunnen vervallen; of, Hij zou hun dwaasheid kunnen toeschrijven in vergelijking van zijn oneindige wijsheid en majesteit.
Copyright information for DutSVVA