Job 42:11

11Ook kwamen tot hem al zijn broeders, en al zijn zusters, en allen, die hem te voren gekend hadden, en aten brood met hem in zijn huis, en beklaagden hem, en vertroostten hem over al het kwaad, dat de Heere over hem gebracht had; en zij gaven hem een iegelijk een stuk gelds, een iegelijk ook een gouden voorhoofdsiersel.
 broeders, Dat is, bloedvrienden en die hem in maagschap bestonden. Zie Gen 24:27 .
,
 die hem te voren Dat is, zijn goede bekenden, met wie hij gemeenzaamlijk tot onderhouding van goede vriendschap verkeerd had.
,
 aten brood Zie Gen 31:54 .
,
 beklaagden Zie boven, Job 2:11 .
,
 kwaad, Versta, het kwaad der straf en kastijding. Zie Gen 19:19 .
,
 stuk gelds, Zie Gen 33:19 .
,
 gouden Anders, een gouden oorring. Zie Gen 24:22 .
Copyright information for DutSVVA