Job 7:4

4Als ik te slapen lig, dan zeg ik: Wanneer zal ik opstaan, en Hij den avond afgemeten hebben? En ik word zat van woelingen tot aan den schemertijd.
 Hij den avond Te weten, God. Of aldus: Wanneer zal de avond afgemeten zijn? dat is wanneer zal hij geëindigd worden? Door den avond is hier te verstaan de nacht, die alzo wordt genoemd omdat hij van den avond begint; Gen 1:5 .
,
 word zat Zat van enige kwaad te zijn, is daarvan overlast te zijn, dat men des niet meer vermag. Zie onder, Job 10:15 , en Job 14:1 ; Psa 88:4 , en Psa 123:3-4 ; Pro 1:31 , en Pro 28:19 ; Lam 3:15 ; Hab 2:16 .
,
 van woelingen Dat is, van mij om en om te keren in het bed.
,
 schemertijd Te weten, van den morgenstond; dat is, als het des morgens vroeg tussen donker en licht is. Alzo kan het Hebreeuwse woord ook genomen worden 1Sa 30:17 , en Psa 119:147 . Van de avondschemering, zie 2Ki 7:5 , en de aantekening.
Copyright information for DutSVVA