John 14:9-11

9Jezus zeide tot hem: Ben Ik zo langen tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend, Filippus? Die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien; en hoe zegt gij: Toon ons den Vader?
 Ben Ik zo Namelijk met mijne leer en werken zo dikwijls getoond hebbende wie Ik ben.
,
 gezien heeft, Dat is, recht gekend heeft.
,
 den Vader gezien; Namelijk in mijn persoon, dewijl de Vader en Ik van een wezen en macht zijn; Joh 10:30 .
10Gelooft gij niet, dat Ik in den Vader ben, en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelven niet, maar de Vader, Die in Mij blijft, Dezelve doet de werken.
 De woorden, Dat is, mijne leer. Zie Joh 7:16 .
,
 blijft, Of, woont; namelijk als zijnde eenswezens met mij.
,
 doet de werken Namelijk in mij en door mij.
11Gelooft Mij, dat Ik in den Vader ben en de Vader in Mij is; en indien niet, zo gelooft Mij om de werken zelve.
 niet, zo Dat is, indien gij mijne woorden niet zoudt geloven.
,
 om de werken Namelijk overmits dezelve niet dan door een goddelijke kracht kunnen gedaan worden.
Copyright information for DutSVVA