Jonah 1:5
5Toen vreesden de zeelieden, en riepen een iegelijk tot zijn god, en wierpen de vaten, die in het schip waren, in de zee, om het van dezelve te verlichten; maar Jona was nedergegaan aan de zijden van het schip, en lag neder, en was met een diepen slaap bevangen. ▼▼ de zeelieden Of, zeevaarders, als schippers, bootsvolk en reizigers, die in de zoute zee voeren, waarop het Hebr. woord ziet.
,
▼▼ zijn god Dat is, afgod, dien hij naar het gebruik zijner woonplaats gewoon was te dienen.
,
▼
,
▼▼ verlichten Of, ontlasten.
,
▼
,
▼▼ diepen slaap bevangen Als op gene zwarigheid denkende, of, menende buiten alle gevaar te zijn.
Copyright information for
DutSVVA