Joshua 12:9-24

9De koning van Jericho, een; de koning van Ai, die ter zijde van Beth-el is, een; 10De koning van Jeruzalem, een; de koning van Hebron, een; 11De koning van Jarmuth, een; de koning van Lachis, een; 12De koning van Eglon, een; de koning van Gezer, een; 13De koning van Debir, een; de koning van Geder, een; 14De koning van Horma, een; de koning van Harad, een;
 Horma, Zie de aantekeningen Jdg 1:17.
15De koning van Libna, een; de koning van Adullam, een;
 Adullam, Dit was een stad in het land Juda, van welke ook gesproken wordt 1Ch 11:15, bij dezelve was een spelonk, waarin zich David heeft opgehouden, vluchtende voor Saul, 1Sa 22:1, en daar heeft hij den 57en psalm gemaakt.
16De koning van Makkeda, een; de koning van Beth-el, een; 17De koning van Tappuah, een; de koning van Hefer, een; 18De koning van Afek, een; de koning van Lassaron, een; 19De koning van Madon, een; de koning van Hazor, een; 20De koning van Simron-meron, een; de koning van Achsaf, een; 21De koning van Taanach, een; de koning van Megiddo, een; 22De koning van Kedes, een, de koning van Jokneam, aan den Karmel, een; 23De koning van Dor, tot Nafath-dor, een; de koning der heidenen te Gilgal, een;
 tot Nafath-dor, Zie Jos 11:2.
,
 de koning der heidenen te Gilgal, Of, de koning van Gojim.
24De koning van Thirza, een. Al deze koningen zijn een en dertig.
Copyright information for DutSVVA