Joshua 13:3-5

3Van de Sichor, die voor aan Egypte is, tot aan de landpale van Ekron tegen het noorden, dat den Kanaänieten toegerekend wordt; vijf vorsten der Filistijnen, de Gazatiet en Asdodiet, de Askeloniet, de Gathiet en Ekroniet, en de Avvieten.
 Sichor, Een rivier, die van zwartigheid haar naam heeft; men meent dat zij Palestina van Egypte scheidt. Zie Num 34:5.
,
 vijf vorsten der Filistijnen, Hier wordt het woord vorsten gesteld voor de vorstendommen zelf.
,
 de Avvieten Dat is, boven de vijf vorsten waren ook nog de Avieten. Hebreeuws, Avvim. Het is wel zo, dat die van Gafthor de Avieten verdelgd hadden, Deu 2:23, maar er waren er nog enigen overig gebleven, van welken hier gesproken wordt.
4Van het zuiden, het ganse land der Kanaänieten, en Meara, die van de Sidoniërs is, tot Afek toe, tot aan de landpale der Amorieten.
 Meára, Eenigen nemen dit voor den naam ener stad. Anderen voor den naam ener rivier.
5Daartoe het land der Giblieten, en de ganse Libanon tegen den opgang der zon, van Baäl-gad, onder aan den berg Hermon, tot aan den ingang van Hamath.
 Giblieten, Zie 1Ki 5:18; Psa 83:8.
Copyright information for DutSVVA