Lamentations 4:16

16

Pe

. Des Heeren aangezicht heeft ze verdeeld. Hij zal ze voortaan niet meer aanzien; zij hebben het aangezicht der priesteren niet geëerd, zij hebben den ouden geen genade bewezen.
 Des HEEREN Dit spreekt de profeet in den persoon der heidenen.
,
 aangezicht Dat is, des Heeren toorn. Zie de aantekening Lev 17:10 , en Psa 21:10 .
,
 verdeeld Of, verstrooid; te weten onder de vreemde en wijdgezeten heidenen en natiën.
,
 niet meer aanzien; Te weten met een blij gelaat, of om hen in genade aan te nemen.
,
 zij hebben het aangezicht der priesteren Te weten, de Joden hebben de leraars der wet, die zij hadden, niet geacht. Anders: [zij], te weten de Chaldeën, hebben de priesters niet verschoond.
,
  niet geëerd, Hebreeuws, niet opgenomen.
,
 den ouden Of, de oudsten, dat is, de overheden noch priesters.
Copyright information for DutSVVA