Leviticus 10:1-2

1En de zonen van Aäron, Nadab en Abihu, namen een ieder zijn wierookvat, en deden vuur daarin, en leiden reukwerk daarop, en brachten vreemd vuur voor het aangezicht des Heeren, hetwelk hij hen niet geboden had.
 wierookvat, Een vat om wierook er in aan te steken; zo ook Num 16:17. Het Hebreeuwse woord betekent ook een blusvat, Exo 25:38, en een koolpan; Exo 27:3.
,
 brachten Anders, offerden; dat is, meenden te offeren.
,
 vreemd vuur Te weten, wat niet genomen was van het heilige vuur des tabernakels; zie daarvan boven, Lev 1:7, en Lev 6:12.
,
 voor het aangezicht des HEEREN, Zie boven, Lev 1:3.
2Toen ging een vuur uit van het aangezicht des Heeren, en verteerde hen; en zij stierven voor het aangezicht des Heeren.
 van het aangezicht des HEEREN, Zie boven, Lev 9:24.
,
 verteerde hen; Dat is, doodde hen en verteerde hun leven. Want gelijk hunne klederen, zo ook zijn hunne lichamen in hun geheel gebleven, zodat zij door het vuur niet zijn verteerd geweest, gelijk blijkt uit vs.4,5.
,
 voor het aangezicht des HEEREN Dat is, in den voorhof van de tent der samenkomst.
Copyright information for DutSVVA