Leviticus 10:6

6En Mozes zeide tot Aäron, en tot Eleazar, en tot Ithamar, zijn zonen: Gij zult uw hoofden niet ontbloten, noch uw klederen verscheuren, opdat gij niet sterft, en grote toorn over de ganse vergadering kome; maar uw broederen, het ganse huis van Israël, zullen dezen brand, dien de Heere aan gestoken heeft, bewenen.
 Eleázar, Hebreeuws, Elhazar.
,
 Gij zult uw hoofden niet ontbloten, Dat is, gij zult over Nadab en Abihu niet gebruiken enigen rouw, waarvan tekenen waren de ontbloting van het hoofd en het scheuren der klederen, onder, Lev 13:45, en Lev 21:10.
,
 en grote toorn over de ganse vergadering kome; Anders, en [de Heere] over de ganse vergadering zeer toornig worde.
,
 broederen, Zie Exo 2:11.
,
 dezen brand, Waarmede Nadab en Abihu verbrand zijn.
Copyright information for DutSVVA