Leviticus 10:6
6En Mozes zeide tot Aäron, en tot Eleazar, en tot Ithamar, zijn zonen: Gij zult uw hoofden niet ontbloten, noch uw klederen verscheuren, opdat gij niet sterft, en grote toorn over de ganse vergadering kome; maar uw broederen, het ganse huis van Israël, zullen dezen brand, dien de Heere aan gestoken heeft, bewenen. ▼▼ Eleázar, Hebreeuws, Elhazar.
,
▼
,
▼▼ en grote toorn over de ganse vergadering kome; Anders, en [de Heere] over de ganse vergadering zeer toornig worde.
,
▼
,
▼▼ dezen brand, Waarmede Nadab en Abihu verbrand zijn.
Copyright information for
DutSVVA