Leviticus 12

1Verder sprak de Heere tot Mozes, zeggende: 2Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Wanneer een vrouw zaad gegeven, en een knechtje gebaard zal hebben, zo zal zij zeven dagen onrein zijn; volgens de dagen der afzondering harer krankheid zal zij onrein zijn.
 zaad gegeven, Versta hierdoor de ontvangenis des mensen, in het lichaam van de moeder, die niet alleen van den man, maar ook van de vrouw voortkomt. Want het woord betekent zaad geven en voortbrengen; Gen 1:11-12; vergelijk Heb 11:11.
,
 volgens de dagen Dat is, gelijk zij zeven dagen onrein is in haar maandstonden, onder, Lev 15:19, zo zal zij ook zeven dagen onrein zijn, wanneer zij gebaard heeft.
,
 afzondering Zo genoemd, omdat zij in den tijd van haar stonden afgezonderd moest wezen van het gezelschap der mensen, om door niemand aangeroerd te worden, dan met conditie dat de mensen, die haar of de dingen die haar lichaam raakten, mitsgaders die deze aanroerden, zekeren tijd voor onrein moesten gehouden worden. Zie onder, Lev 15:19-21, enz.
3En op den achtsten dag zal het vlees zijner voorhuid besneden worden.
 op den achtsten dag Op welken de kraamvrouw van haar voorgaande onreinheid, [waarvan vs.2] vrij was, zodat deze oorzaak de besnijdenis vóór dezen dag niet geschieden mocht, zijnde de moeder en het kind beiden onrein.
4Daarna zal zij drie en dertig dagen blijven in het bloed harer reiniging; niets heiligs zal zij aanroeren, en tot het heiligdom zal zij niet komen, totdat de dagen harer reiniging vervuld zijn.
 drie en dertig dagen Te weten, eer zij voor geheel rein gehouden zal worden, blijvende niet geheel afgezonderd van het gezelschap der mensen, gelijk in de eerste zeven dagen, maar alleen van het heiligdom en van de dingen, die tot den godsdienst behoorden.
,
 in het bloed harer reiniging; Hebreeuws, in het bloeden; dat is, in het bloed van haar maagdstonden, waarvan zij eerst geheel moet gezuiverd zijn, eer zij in het heiligdom des Heeren gaat.
,
 niets heiligs zal zij aanroeren, Dat is, niets overigs van hetgeen den Heere geofferd of geheiligd is geweest.
5Maar indien zij een meisje gebaard zal hebben, zo zal zij twee weken onrein zijn, volgens haar afzondering; daarna zal zij zes en zestig dagen blijven in het bloed harer reiniging.
 twee weken onrein zijn, Dat is, noch eenmaal zolang als wanneer zij een zoontje gebaard had; gelijk zij ook nog eenmaal zolang uit het heiligdom moest blijven, dat is, zes en zestig dagen.
,
 volgens haar afzondering; Dat is, gelijk wanneer zij van de mensen afgezonderd wordt, uit oorzaak van haar maandstonden. Zie boven, vs.2.
6En als de dagen harer reiniging voor den zoon, of voor de dochter, vervuld zullen zijn, zo zal zij een eenjarig lam ten brandoffer, en een jonge duif, of tortelduif, ten zondoffer brengen, voor de deur van de tent der samenkomst, tot den priester. 7Die zal dat offeren voor het aangezicht des Heeren, en zal voor haar verzoening doen, zo zal zij rein zijn van den vloed haars bloeds. Dit is de wet dergene, die een knechtje of meisje gebaard heeft. 8Maar indien haar hand niet genoeg voor een lam vindt, zo zal zij twee tortelduiven, of twee jonge duiven nemen, een ten brandoffer, en een ten zondoffer; en de priester zal voor haar verzoening doen; zo zal zij rein zijn.
 indien haar hand Dat is, indien zij de macht of de middelen niet heeft zoveel op te brengen. Zie gelijke manier van spreken onder, Lev 25:26. De moeder des Heeren is ook zo arm geweest, dat zij het vermogen niet had om een lammetje te offeren; Luk 2:24.
,
 genoeg Hebreeuws, genoegzaamheid van een lam.
,
 zondoffer; Dit offer zag eigenlijk op de erfzonde, in welke, gelijk de kraamvrouw, alzo ook haar vrucht ontvangen en geboren was; niemand uitgenomen, dan alleen onze Heere Jezus Christus.
Copyright information for DutSVVA