Leviticus 13:45

45Voorts zullen de klederen des melaatsen, in wien die plaag is, gescheurd zijn, en zijn hoofd zal ontbloot zijn, en hij zal de bovenste lip bewimpelen; daartoe zal hij roepen: Onrein, onrein!
 melaatsen, Die voor zodanig door den priester verklaard was. Aan dezulken wordt opgelegd:I. verscheurende klederen te dragen;II. het hoofd ontbloot te hebben;III. zijn bovenste lip te bewinden, en zo zijn baard te bedekken;IV. uit te roepen, wanneer hij iemand zag, dat hij onrein was;V. buiten het gezelschap der mensen te wonen; en dit alles, eensdeels voor hemzelven tot een teken van droefheid en rouw, anderdeels voor anderen, opdat zij hem mijden zouden en van hem neit besmet worden.
,
 gescheurd zijn, Vergelijk de aantekeningen op Gen 37:29.
,
 bovenste lip bewimpelen; Anders, knevelbaard; vergelijk Eze 24:17, en Mic 3:7.
Copyright information for DutSVVA