Leviticus 19:15

15Gij zult geen onrecht doen in het gericht; gij zult het aangezicht des geringen niet aannemen, noch het aangezicht des groten voortrekken; in gerechtigheid zult gij uw naaste richten.
 aangezicht des geringen niet aannemen, Dat is, niet achtnemen in het oordelen en vonnissen op de hoedanigheid der personen, maar op den eis en de gerechtigheid der zaak. Deze manier van spreken is ook Deu 10:17, en Psa 82:2. Vergelijk Deu 1:17, en Pro 24:23.
,
 het aangezicht des groten voortrekken; Dat is, hem gunstig zijn en voorstaan in zijn onrecht. Zie deze manier van spreken ook Exo 23:3.
Copyright information for DutSVVA